Ik begeleid haar naar binnen; ze gaat naar binnen in de mond. Ze ziet haar slokdarm, borst, longen en luchtwegen. Het is er koud, donker en leeg. Ze wil hier iets meer liefde geven, er meer warmte naar toe sturen. Dat doet ze. Het is er nu gezelliger. De reis volgt naar de lever, hier ziet ze haar ruggengraat, darmen, buik en navel, het ziet er goed uit. Haar lever voelt wel alsof er iets mist, het voelt bijzonder, ze probeert te bedenken wat er mist, maar ze heeft hulp nodig. Ze roept Sanne erbij, ze vraagt aan haar wat er mist en zij weet ook niet wat er mist. Het blijkt dat de details hierover niet belangrijk zijn, het is oke voor haar dat er iets mist. De reis gaat door naar de bovenbenen en de knieën. Die zijn sterk, het mag wel iets rustiger sterk worden. Dit doet ze door er rust naar toe te brengen, het voelt daarna stabiel. Ze wil nog niet verder op reis, ze wil hier blijven. Ze kijkt naar boven, dan ziet ze haar heupen, ze kijkt naar beneden, dan ziet ze haar kuiten en voeten. Dit voelt verder wel goed en heeft geen aandacht nodig. Dan ziet ze ook haar onderrug en ruggengraat. Ze voelt de warmte maar het heeft wel meer liefde nodig, dit stuurt ze erheen en het voelt direct fijner.
De reis vervolgt, ze gaat op reis naar ‘boos’, dit zit in haar lever. Hier voelt het zwaar, broos, donker en stom. Ze wil dat dit weg gaat, dit doet ze door het weg te sturen. Het voelt nu licht en vol met liefde. Dan gaat ze naar ‘onzeker’, die zich in haar keel bevindt. Het voelt niet fijn, het voelt dichtgeknepen. Ze wil dat het meer open gaat, ze wil het open zetten, dit doet ze. Het voelt nog niet voldoende open dus ze gaat harder duwen om het open te maken. Dit lukt en het voelt beter. Ze gaat naar ‘machteloos’, dit zit in haar voorhoofd. Hier voelt ze een hele hoge druk, het voelt benauwd en ze krijgt kippenvel. Ze wil dat het minder wordt en geen druk meer voelt. Ze stuurt het weg, het wordt minder maar is nog niet weg. Ze wil het wel echt weg hebben dus ze blijft nog even om alle restjes ook weg te sturen. De druk trekt volledig weg en haar hoofd wordt rustiger, ze wil nog even hier blijven zodat haar hoofd helemaal rustig wordt, dit lukt. Ook is de kippenvel verdwenen.
De reis volgt, ze gaat verder naar ‘zeker’, wat in haar bovenarmen zit. Het voelt fijn, sterk en prettig. Ze wil het zo houden, dit doet ze door hier liefde naar toe te sturen. Als ze in een situatie komt waar ze zeker nodig heeft, dan houd ze haar armen vast om zo de liefde en zekerheid op te halen. Ze gaat verder naar ‘vol vertrouwen’, dit zit in haar bovenrug. Het voelt groot, heel groot en rood. Het voelt heel erg fijn. Wanneer ze zich onzeker voelt, gaat ze rechtop staan zodat haar bovenrug groot wordt en zo ‘vol vertrouwen’ door haar hele lichaam kan stromen. Dit geeft haar vertrouwen. Nu reist ze door naar ‘zacht’, dit zit in haar mond en lippen. Het voelt hard en ongezellig. Ze wil liever dat het er gezelliger en warmer is. Ze wil er meer liefde in stoppen, dit doet ze en het voelt er zacht en heel erg fijn.
Ik vraag of ze nog ergens aandacht wil besteden nu ze toch in haar lichaam is. ‘Nee’ is het antwoord. Ik begeleid haar naar buiten, ze kiest ervoor om bij haar mond naar buiten te springen.
LOSLATEN | ONTDEKKEN | GROEIEN